Helm met licht nog steeds verboden

met onderstaande tekst heb ik op het artikel in Motor.NL gereageerd:

Sinds wanneer is de KNMV wetgever? Als je (journalistiek) onderzoek doet naar wetgeving dan lijkt het mij op zijn plaats om daarvoor de wetgevende macht te raadplegen. Er zijn wel meer organisaties die het beste met de motorrijders voor hebben en daarvoor dus ook wensen. Maar dat wil dus niet zeggen dat zij wetgeving maken of kunnen wijzigen. Ze kunnen enkel proberen dit te doen. En laten we eerlijk zijn, er staat al heel veel op internet wat achteraf niet (geheel) waar blijkt te zijn.
Het blijft gewoon heel simpel; de bestaande wetgeving is sinds de disco vestjes op dit gebied niet gewijzigd. Dit is een gegeven wat geverifieerd is en door iedereen te controleren.
Een artikel dat men (om wat voor reden ook) toe had willen voegen is achteraf toch niet in de wet opgenomen, ongeacht de reden daartoe. En dan roept de KNMV meteen dat de wetgeving gewijzigd is en het daardoor ineens wel mag.
Dus nogmaals, de wetgeving is NIET veranderd. Daar schrijft de KNMV dus iets wat geheel onjuist is en knoopt er meteen een verkeerde conclusie aan.
En als de wetgeving op dit gebied dus niet veranderd is dan geldt deze dus nog steeds zoals deze al was. Tenzij de wetgever dus expliciet bepaald heeft dat het nu anders is. En dat heeft deze voor zover na te gaan is, dus niet gedaan.
De oplossing voor dit vraagstuk is heel simpel; net als indertijd bij het verboden 3e remlicht; start een proefproces en wacht de uitkomst af. Dan is er meteen duidelijkheid.

En daarna na omdat er toch weer gevraagd werd waar het verbod in het RVV stond::
Het verbod staat niet in het R.V.V. maar in de Regeling Voertuigen. Zie ook de opmerking van A.Seelt.

deze merkte op: volgens het infoforum van de politie moet alle (!) verlichting van voertuigen, waaronder motoren, grondig bevestigd zijn aan het voertuig. Artikel 5.4.59a in de Regeling voertuigen wegenverkeerswet, Afdeling 4 – Motorfietsen – Artikelen 5.4.0 – 5.4.71)

In het R.V.V. vind je enkel de uitzonderingsbepaling op deze regel en die geldt expliciet alleen voor de fietser. (art. 35 lid 6 RVV) En aangezien hier dus expliciet over de fietser en zijn/haar passagier gesproken wordt, kun je hieruit ook opmaken dat deze uitzondering dus niet voor anderen dan fietsers geldt.
Bij de laatste ingrijpende wijziging van de wegenverkeerswetgeving (1990) heeft de wetgever getracht zo min mogelijk artikelen op te nemen en dubbelingen te voorkomen. Als iets al verboden is op grond van enig artikel dan is er geen verduidelijkend artikel meer nodig was achterliggende gedachte. En dat zou dus de reden kunnen zijn waarom het gewraakte artikel 41b nooit in het R.V.V. is opgenomen. De strekking stond namelijk al in de Regeling voertuigen.

Maar kennelijk willen ze hun gelijk houden en hebben ze geen juridische medewerkers meer met voldoende kennis.
En zoals ze ook al schrijven: er zijn voordelen aan verbonden maar ook net zoveel nadelen. Dus . . . niet doen!

Hieronder publiceer ik wat me op mijn expliciete vraag door een beheerder van het forum “Infopolitie” werd overgemaakt.
Het betreft primo een reactie van dhr. Apperloo, (destijds) voorzitter van Loot op een artikel dat net voorheen was gepubliceerd in Verkeersknooppunt, en het antwoord daarop van de hand van dhr. Enkelaar, redactielid van Verkeersknooppunt (https://www.verkeersknooppunt.nl/introductie)
Beide teksten dateren uit 2016, en we zijn het op dit forum weliswaar niet over zo heel veel zaken eens, doch wél over het feit dat de wetgeving sindsdien geen aanpassingen heeft ondergaan: een ontwerp om een artikel 41b in te voegen raakte immers niet voorbij het stadium van “concept”.

Wie in staat is begrijpend te lezen hoeft, denk ik (neen, hoop ik) weinig verdere toelichting

Geachte redactie,
In het laatste nummer van Verkeersknooppunt (195) is een artikel opgenomen waarin wordt gesteld dat het voeren van lichten aan motorkleding zou zijn toegestaan.
Dit is een onjuiste veronderstelling.
Reeds een tweetal jaren geleden heeft de wetgever (Ministerie /&M) bepaald dat lichtarmaturen (laat staan lichten) op de kleding van een motorrijder niet zijn toegestaan. Dit naar aanleiding van het op de markt brengen van een motorjas waarin lichtarmaturen (lichten)
waren opgenomen.
De wetgever baseert zich bij deze stellingname op de Regeling voertuigen artikel 5.4.55: De lichtarmaturen en de onderdelen daarvan moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd. Lichten op of aan de kleding van bestuurder of passagier van een motorfiets zijn niet
deugdelijk aan het voertuig bevestigd en als gevolg van deze bepaling verboden. Slechts fietsers is het toegestaan lichten op of aan de kleding te voeren.


In de redactie van uw blad zijn tevens personen betrokken die werkzaam zijn bij de politieacademie te Apeldoorn. De politieacademie neemt eveneens deel in het overlegorgaan “motorplatform” waar ook het LOOT in participeert. In een vergadering over dit onderwerp werd door het ministerie uitdrukkelijk gecommuniceerd dat lichten of lichtarmaturen op of aan de kleding van de bestuurder of passagier van
een motorfiets verboden zijn. Bij de politieacademie zou dit bekend dienen te zijn, men hoeft slechts de notulen na te lezen.
Het zou u sieren een rectificatie op het artikel in het eerstvolgende nummer te plaatsen.
Met vriendelijke groet,
Mr. J.H. Apperloo
Voorzitter LOOT


ANTWOORD
Geachte Heer Apperloo,
U reageerde in uw e-mail van 8 januari 2016 op een artikel in Verkeersknooppunt 195 aangaande LED-verlichting op motorkleding. Wij stellen ons daar op het standpunt dat het gebruik daarvan niet verboden is.
Onder het bewuste stuk is per abuis de naam terecht gekomen van collega de Haan van de Landelijke Eenheid. Het was echter een redactioneel stuk en het is door diverse redactieleden inhoudelijk goed bekeken voordat het werd geplaatst. Natuurlijk kan het zijn dat niet iedereen even blij is met de inhoud ervan, maar dat neemt niet weg dat er naar onze mening geen woord verkeerd in staat.
U geeft aan dat al "twee jaar geleden “de wetgever· heeft bepaald dat lichtarmaturen op kleding van een motorrijder niet zijn toegestaan” en dat 'de wetgever· zich hierbij heeft gebaseerd op de tekst van artikel 5.4.55 van de Regeling voertuigen. Bovendien legt u in uw reactie een
link naar artikel 35 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990, waarin het gebruik van de verlichting van fietsen en door fietsers wordt geregeld.
Verder verwijst u naar werknemers van ‘de Politieacademie’ die deelnemen aan overleg binnen het motorplatform. Wat binnen dat overleg ter sprake is gekomen had, naar uw mening, bekend moeten zijn bij redactieleden van Verkeersknooppunt die werkzaam zijn bij de Politieacademie.
De door u aangehaalde stellingname van ‘de wetgever’ dat het op grond van artikel 5.4.55 Regeling voertuigen verboden zou zijn om verlichting op motorkleding te voeren snijdt ons’ inziens geen hout. Wij kunnen alleen maar veronderstellen dat deze wetgever heeft gezocht
naar iéts om deze in zijn of haar ogen 'onwenselijke ontwikkeling tot staan te brengen.
Om alles nog een keer goed op rij te zetten volgen hierna eerst weer enkele artikelen uit de Regeling voertuigen (voertuigen is hier bewust onderstreept):
Artikel 5.1.1.

  1. Het is de bestuurder van een voertuig verboden daarmee te rijden en de eigenaar of houder verboden daarmee te laten rijden, indien het voertuig:
    a. niet deugdelijk van bouw of inrichting is, dan wel rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud verkeert;
    b. zodanig is gebouwd of ingericht dat de bestuurder onvoldoende uitzicht naar voren of opzij heeft, of
    c. niet voldoet aan de in de afdelingen 2 tot en met 17 van dit hoofdstuk ten aanzien van de bouw of inrichting van voertuigen van de categorie waartoe het voertuig behoort, gestelde eisen.
    Afdeling 4. Motorfietsen
    Artikel 5.4.0
    Een motorfiets moet voldoen aan de in deze afdeling opgenomen eisen en wordt beoordeeld volgens de bijbehorende wijze van keuren, waarbij …
    Artikel 5.4.51
  2. Motorfietsen moeten zijn voorzien van:
    a. één groot licht; b. één dimlicht; c. twee richtingaanwijzers
    (. … enzovoort)
    Artikel 5.4.52
    Zijspanwagens, verbonden aan een motorfiets, moeten zijn voorzien van:
    a. één richtingaanwijzer … (enzovoort)
    In artikel 5.4.55 Rv staat dan het volgende:
  3. De in de artikelen 5.4.51 en 5.4.52 bedoelde lichten moeten goed werken. Indien een licht wordt gevormd door meerdere lichtbronnen mag door defecte lichtbronnen het oorspronkelijk verlichte oppervlak met niet meer dan 25% afnemen.
  4. De lichtarmaturen en de onderdelen daarvan moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd.
  5. De glazen van de lichtarmaturen mogen niet zodanig zijn beschadigd, gerepareerd of bewerkt dat de lichtopbrengst en het lichtbeeld dan wel … (enzovoort)
    Waarom gaat de redenering van de wetgever, dat dit (vermeende) verbod op ledverlichting in motorkleding zou staan in het tweede lid van artikel 5.4.55 RV, niet op?
  6. Eerstens gaat het hier over de Regeling voertuigen, die logischerwijs geen enkele relatie heeft met personen, behalve dan dat bepaalde handelingen voor de bestuurders en eigenaren van 'voertuigen· verboden zijn.
  7. Artikel 5.1.1. van de Regeling voertuigen geeft, zoals u in de tekst ervan kunt zien, overduidelijk aan dat de technische bepalingen betrekking hebben op voertuigen en dus niet niét op de berijders ervan. Dit geldt ook voor artikel 5.4.0 waar staat dat ·een motorfiets· moet
    voldoen aan allerlei technische eisen.
  8. In artikel 5.4.51 en 5.4.52 wordt aangegeven van welke lichten een motorfiets (en zijspanwagen) moeten zijn voorzien én wat niet mag met betrekking tot deze lichten.
  9. Vervolgens voegt het door de wetgever genoemde artikel 5.4.55 nog enkele extra bepalingen toe aan het zojuist genoemde.
    Zo staat in het eerste lid dat de zojuist genoemde lichten (van die motorfiets dus) goed moeten werken.
    In het tweede lid staat dat de lichtarmaturen en onderdelen daarvan deugdelijk aan de motor vast moeten zijn gezet. Al die in artikel 5.4.51 en 52
    genoemde lampen mogen dus niet met een kabelbindertje of bungelend aan een draadje aan de motorfiets hangen … Nee, de wetgever stelt zeer terecht dat je die koplampen en richtingaanwijzers goed vast moet zetten. Het derde lid gaat over de glazen van deze verlichting, enzovoort.
  10. Er is in het tweede lid van artikel 5.4.55 sprake van “De lichtarmaturen”. Daarmee wordt dan ook geduid op de armaturen waarvan sprake is in de artikelen 5.4.51 en 52 van de RV.
    Áls hier het bepalende woordje "De” had ontbroken en er zou hebben gestaan: “Lichtarmaturen en onderdelen daarvan” moeten deugdelijk aan de motor bevestigd zijn had de wetgever - misschien - nog een puntje gehad. Door echter in de tekst op te nemen “De lichtarmaturen” bestaat deze verplichting uitsluitend voor de opgesomde soorten verlichting en heeft deze, door de wetgever genoemde, bepaling overduidelijk geen betrekking op andere soorten lampjes.
    Van het hoofd Verkeer en Opleidingen van de KNMV kwam via de e-mail nog het korte bericht dat het ministerie van mening blijft dat (LED)verlichting op motorkleding niet zou zijn toegestaan. Het ministerie verwijst daarbij (weer) naar de al besproken artikelen én - volgens die
    e-mail - dit keer ook nog naar artikel 5.4.65 van de Regeling voertuigen. Daar is in het eerste lid, onder a, bepaald dat motorfietsen (en zijspanwagens verbonden aan motorfietsen) niet mogen zijn voorzien van meer lichten en retroreflecterende voorzieningen dan in de
    artikelen 5.4.51, 5.4.51a, 5.4.57, 5.4.57a en 5.4.58 is voorgeschreven of toegestaan.
    Ook artikel 5.4.65 Regeling Voertuigen bevat alleen maar bepalingen over ‘het voertuig’ (de motorfiets met of zonder zijspan] en logischerwijs niet over lampjes die de berijder ervan draagt.
    Je kunt ook dit keer moeilijk volhouden dat de motorrijder een vast vergroeid “onderdeel’ is van de motorfiets.
    Sommige motorrijders lijken dat slechts te zijn.
    In een volgend e-mailbericht over dit onderwerp schrijft u dat: “er op het ministerie in verband met dit onderwerp ook nog is gekeken naar de Europese (voertuig-) wetgeving waar licht gedefinieerd staat als een inrichting voor het verlichten van de weg of het uitzenden van een lichtsignaal
    naar andere weggebruikers.” Op het ministerie zegt men, blijkens uw e-mail: “Onder die definitie vallen ook lichten die aan de kleding van de bestuurder zijn bevestigd.”
    Wij hebben de indruk dat men op het ministerie alles steeds heeft bekeken vanuit één gezichtspunt, namelijk:
    ‘wij willen dit niet’ …
    Zelfs als je van mening bent dat zo’n LED-lichtje een inrichting is voor het verlichten van de weg (?) of een inrichting voor het uitzenden van een lichtsignaal naar andere weggebruikers (richtingaanwijzer of remlicht dus), dan nóg snijdt dit hier geen hout.
    Alle bepalingen in voertuig regelingen over dit soort lichten, gaan immers over lampen die gemonteerd (moeten) zijn op de motorfiets en/of zijspan en de berijder ervan of zijn motorjack maken daar geen deel van uit.
    Volgens ons berust het standpunt van de wetgever slechts op een of meer van de wettelijke realiteit losgezongen bepaling(en). Het verbaast ons dan ook dat niemand - ook het Motorplatform niet - de wetgever daar toen op heeft aangesproken en dat men de gevolgde redenering, volgens u, zonder meer “in de notulen heeft opgenomen”.
    Voor wat betreft het voeren van verlichting op het lichaam het volgende:
    In het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, vinden we bepalingen voor bestuurders (mensen dus) van allerhande voertuigen. In artikel 35 staat bijvoorbeeld dat fietsers (mensen) bij het rijden in het donker e.d. aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen.
    Zo moet er een voor- en achterlicht branden. Echter in het artikel wordt voor die fietser ook nog een uitzondering gemaakt. Hij of zij mag in plaats van op de fiets ook een wit licht op de borst dragen en een rood licht op zijn rug of rugzak. Dit mag zelfs op de rug(zak) van een passagier.
    De fietser heeft dus een keuze: de voorgeschreven fiets verlichting of lampjes op de kleding.
    Bij géén van de andere voertuig bestuurders zien we een dergelijke bepaling terug. Al die andere bestuurders hebben dus geen keuze. Zij moeten gebruik maken van de voor hun voertuig voorgeschreven verlichting zoals die in de Regeling voertuigen is opgenomen.
    Deze verplichting tot gebruik van voertuigverlichting is echter iets geheel anders dan een verbod tot het dragen van een lampje op je jas of op je hoofd. Je gebruikt dus allereerst de voor jou verplichte voertuigverlichting en kan vervolgens besluiten om bovendién nog enkele
    LED-lampjes in je jack te gebruiken.
    Onze conclusie blijft dus onveranderd:
    Absoluut nérgens - en zeker niet in de telkens aangehaalde Regeling voertuigen - staat dat het een automobilist, de bestuurder van een landbouwtrekker of bijvoorbeeld een motorrijder zou zijn verboden om overdag of ·s nachts een of meer lampjes op zijn jas of ,
    bijvoorbeeld bovenop zijn hoofd te dragen. De bestuurder van die trekker, deze automobilist of die motorrijder vormen namelijk géén onderdeel van het - slechts door hen bestuurde - voertuig.
    Er is daarom helemaal niets mis met onze stellingname in Verkeersknooppunt 195: “LED-verlichting op motorkleding niet verboden”. Dat misschien een bepaalde organisatie, een toezichthouder of het ministerie van l&M niet blij is met onze zienswijze, is iets geheel anders.
    In een latere e-mail aan onze redactie deelde u ons mee dat ook het openbaar ministerie uw stelling en die van · de wetgever· zou onderschrijven. Echter, onze redactie ontving een e-mailbericht waaruit zonneklaar blijkt dat het OM (standpunt op 9 februari 2016] uw stellingname
    absoluut niet onderschrijft. Het komt er op neer dat het hierboven uitgedragen standpunt, evenals ons artikel in nummer 195, juist is.
    Alle genoemde bepalingen uit de Regeling voertuigen zijn blijkens deze mailwisseling NIET van toepassing omdat de LED-lampen geen ‘voertuiqverlichtinq’ zijn.

Optreden tegen deze lampjes door handhavers wordt ook door het OM dan ook als onmogelijk gezien.
Wat nu als het gebruik van deze lichtjes uit de hand gaat lopen? Motorrijders gaan zich bijvoorbeeld hullen in een soort ‘kerstboomverlichting’ of gaan gebruik gaan maken van veel te sterke LED-verlichting. Het zou ook kunnen dat men allerlei afwijkende kleurtjes zoals
groen, blauw of lila gaat benutten dan wel logo’s van motormerken of rnotorclubs in LED-uitvoering gaat gebruiken.
Dan moet er door de wetgever natuurlijk iets ondernomen worden, lijkt ons. Dit geldt ook wanneer uw vereniging of de wetgever van mening blijft dat dit gebruik van LED-verlichting onwenselijk is.
In dat geval zal in het RW 1990 een verbod opgenomen moeten worden waarin het 'bestuurders van andere voertuigen dan fietsen verboden wordt om … ·
Mogelijk ten overvloede: óók het OM gaf (op 9-2-2016) aan dat slechts via een verbod in het RW 1990 het dragen van motorkledinq met LED-verlichting kan worden tegengegaan.
Het naar uw mening geldende ‘verbod’, berust immers op een onjuiste uitleg van de bestaande bepalingen uit de Regeling voertuigen. Deze huidige schijnconstructie kan dan worden ingeruild voor een echt en deugdelijk verbod op dit soort verlichting.
Mocht nu al een optreden door de politie tegen hinderlijke lampjes nodig blijken, zal - voorlopig - moeten worden aangehaakt bij artikel 5 Wegenverkeerswet 1994:
“Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd”.
Zo ver hoeft het misschien niet te komen. We gaan er vooralsnog maar van uit dat niet alleen de motorkledingindustrie maar met name ook ‘de motorrijders’ zich ook op dit vlak verantwoordelijk zullen gedragen en anderen niet gaan provoceren met onzinnige en/of irritante
LED-verlichting.
Paul Enkelaar
Redactie Verkeersknooppunt

Laatste nieuws
Door ons artikel in de vorige uitgave van Verkeersknooppunt (nr 195) is er her en der commotie ontstaan. Naar aanleiding daarvan bereikte mij zeer recent weer nieuwe informatie over dit onderwerp:
• Het was de bedoeling van de wetgever (het ministerie van 1 en M) om het voeren van verlichting op kleding te verbieden (behalve bij fietsers).
• Inmiddels is ook de wetgever ervan overtuigd dat het op basis van de huidige wet- en regelgeving niet mogelijk is om dit - wel door hen bedoelde - ‘verbod’ te handhaven.
Dit werd hen naar aanleiding van ons artikel in Verkeersknooppunt door het OM en politie (nogmaals) aangegeven.
• Naar verluidt zal het ministerie daarom bij een volgende wijziging van het RVV 1990 het door hen gewenste verbod op het voeren van verlichting op de kleding expliciet opnemen: “hoewel het probleem in de praktijk wellicht niet heel groot is op dit moment”. Dit werd ook door ons als enige mogelijkheid gezien om het gebruik van dergelijk attributen te verbieden.
Samengevat:
• Nu is het dragen van dit soort motorkleding (nog) niet verboden.
• Wij hadden en hebben een juiste conclusie getrokken, vindt men inmiddels ook op het ministerie, dat zich - evenals briefschrijver
Apperloo - dus baseerde op een onjuiste interpretatie van wetsteksten.
• De wetgever gaat ‘het gat’ waarschijnlijk dichten door een écht verbod op dit soort LED-verlichting in het RVV 1990 op
te nemen, zoals ons ook al de enige remedie leek. (Nota MaartenGS-R-RT : dit verbod is er vandaag dus NIET)
• Het lijkt er dus op dat het niet slim is om dit type motorkleding en/of helmen - voorzien van LED-verlichting - te (gaan) fabriceren en bovendien lijkt het inmiddels ook onverstandig om dergelijke artikelen aan te schaffen.
Paul Enkelaar
Redactie Verkeersknooppunt

Paul Enkelaar zit gewoon fout. (En dat noemt zich verkeersdeskundige.)
Om in herhaling te vallen:
De woordvoerder van de brancheorganisatie BOVAG: “Het ministerie heeft eind 2016 inderdaad laten weten dat verlichting op helm of kleding niet is toegestaan, om verwarring bij andere weggebruikers te voorkomen.
Regeling voertuigen art. 5.4.55.2 was destijds wel het verbodsartikel dat het ministerie gebruikte om motoport te gelasten de disco-motorjassen uit de handel te nemen.(Destijds ben ik daar samen met de afdeling juridische zaken van het ministerie zelf bij betrokken geweest.)
In de wetgeving is sinds die tijd niets veranderd of gewijzigd.
Lichtarmaturen dienen degelijk te zijn bevestigd aan de motor, andere lichten zijn verboden.
Een dergelijk artikel bestaat voor vrijwel alle voertuigen, maar niet voor fietsen.
Lichten voor fietsen wordt geregeld in art. 35 RVV; die mogen op rug en/of borst een licht voeren, niet aan of op de helm.
Voor andere voertuigen o.a. motorfietsen bestaat een dergelijk artikel als voor fietsen niet, evenals een verbod niet is opgenomen in een andere wet dan de Regeling voertuigen.

Het bewuste art 41b RVV in het voorontwerp van de wijziging RVV (dus niet eens het eigenlijke wijzigingsvoorstel dat ter goedkeuring aan de Kamers is verzonden) is door het ministerie “geschrapt” kennelijk omdat men vond dat de huidige wetgeving (art. 5.4.55 e.v. Regeling voertuigen) voldoende duidelijkheid verschafte voor een verbod. (Dat vond het ministerie in 1994 -1996 ook al.) Het is dus nooit de bedoeling van de wetgever geweest om het verbod expliciet in het RVV op te nemen, zoals Paul Enkelaar abusievelijk veronderstelt.

Voor de eenvoud wordt heel art. 41 lid 2 RVV in het betoog van Paul Enkelaar maar overgeslagen, daar staat het volgende:
Bestuurders van een motorvoertuig mogen, indien deze verlichting krachtens de Regeling voertuigen voor dat motorvoertuig is toegestaan, tegelijk met dimlicht of mistlicht aan de voorzijde bochtlicht, hoeklicht, manoeuvreerlichten, markeringslichten of staaklichten voeren, waarbij voor het mogen voeren van manoeuvreerlichten een maximumsnelheid geldt van 10 km per uur.
BESTUURDERS dus. En lampjes aan of op de kleding of helm van BESTUURDERS staat daar niet bij. Ergo, die mogen niet worden gevoerd.

Trouwens, een remlicht (op de helm) dat werkt bij vertraging is toch al verboden want een remlicht moet werken bij bediening van de achterwielrem of voorwielrem.

Het is nogal pedant van Paul Enkelaar om te stellen dat het ministerie het artikel onjuist uitlegt.
Het is nog steeds de wetgever, het ministerie, - bij uitsluiting die - die de regels bepaalt en interpreteert.
En niet Paul Enkelaar, Verkeersknooppunt, de knmv of wie dan ook.

Dit lees ik net in de “Motor.NL Nieuwsbrief”



https://www.motor.nl/nieuws/helmverlichting-mag-het-wel-of-mag-het-niet/

Dat is exact dezelfde link als die je op 23 maar jl. al postte: ik zie dat het vandaag een update heeft gehad, maar kan niet zien wat deze update dan behelst.

Aan het einde staat:

Voor nu betekent dit dat excessen net als voorheen worden aangepakt, ongeacht op wat voor voertuig iemand rijdt. ‘Normale’ verlichting op de kleding of helm kan op dit moment, op basis van de huidige regelgeving, niet beboet of vervolgd worden. ‘Ten overvloede willen we nog vermelden dat het uiteindelijk de wetgever is die hierover gaat. Zij kunnen toelichten wat hun visie is op deze verlichting en waarom het RVV-artikel aanvankelijk was voorgesteld en weer is ingetrokken’, aldus de Politie en het Openbaar Ministerie in een gezamenlijk statement.

Ik weet in elk geval zeker dat ik niet de persoon ga zijn die een (proef-) proces gaat uitlokken. :neutral:

M.I. moet deze discussie niet aangevlogen worden vanuit wetgeving waarin de inrichtingseisen van voertuigen wordt vastgesteld. Een helm is geen onderdeel van een voertuig en daarmee is die wetgeving niet van toepassing. Ook het RVV biedt geen houvast om hier iets van te vinden. Dan komen we er simpel gezegd uit op: -1200- als het niet verboden is, dan mag het. (totdat de wetgeving wordt aangepast)

Ik dank een ieder voor de bijdragen in dit topic.

Meningen, visies, dan wel interpretaties (ook van de wet) zijn gedeeld.

We gaan dit topic sluiten.

-groet-

Eilert
Beheerder